Evaluatiecriteria ‘Historische Praktijk’

 

Hieronder vind je de algemene evaluatiecriteria die de opleiding Geschiedenis van de Universiteit Gent gebruikt voor het beoordelen van historische werkstukken i.h.k.v. Historische Praktijkvakken (onderzoekspapers, bachelorpaper, masterscriptie). Onderstaande lijst kan je dus gebruiken als richtlijn tijdens het schrijven van je paper én als checklist achteraf.

 

De globale evaluatie valt uiteen in 5 categorieën:

 

  1. Synthese in een wetenschappelijke tekst
  2. Gebruik van wetenschappelijke literatuur en kwaliteit van analyse
  3. Heuristiek en bronnenonderzoek
  4. Taal, vorm en kritisch apparaat
  5. Deontologie: plagiaat en digitale tools

 

1. Synthese in een wetenschappelijke tekst

1.1. Inleiding

Volgende elementen in een zelfgekozen logische volgorde:

 

1.1.1. Introductie: trechteralinea of wervende opener (bv. opmerkelijke vaststelling, citaat, actualisering, algemene beschouwing, anekdote, …) die kern van onderzoek introduceert ?

1.1.2. Historische schets die relevante contextuele elementen behandelt ?

1.1.3. Thematische, chronologische en geografische afbakening onderzoeksobject ?

1.1.4. Helder geformuleerde vraagstellingen:

  • Centrale vraagstelling / probleemstelling / onderzoeksvraag
  • Deelvraagstellingen / deelprobleemstellingen / deelonderzoeksvragen
  • Kleinere concrete onderzoeksvragen ?

1.1.5. Status quaestionis / theoretisch kader:

  • Historiografische situering met toelichting grondleggende werken en/of sleutelliteratuur ?
  • Theoretisch-conceptueel kader: toelichting van de centrale begrippen/concepten, eventueel gekoppeld aan een overzicht van hoe de invulling ervan in de historiografie is geëvolueerd ?
  • Situering eigen onderzoek binnen de historiografie/literatuur: aangeven relevantie van eigen onderzoeksopzet ? Aanknopen bij een actueel historiografisch debat ?
  • Welke eventuele kritiek(en) wordt er op deze theoretische invalshoek gegeven? Zijn er zwaktes of mogelijke valkuilen aan verbonden?

1.1.6. Bronnen en methodologie:

  • Introductie historisch bronnenmateriaal:

Verantwoording keuze bronnencorpus:

Per brontype: ontstaanscontext, omschrijving, welke voor onderzoek relevante informatie, eventuele beperkingen en vindplaats/bewaarinstelling(en)?

Eventueel ook verantwoording in negatieve zin:

Andere relevante bronnen bewust niet gekozen? Methodologische keuze? Archief niet bewaard, ontsloten of raadpleegbaar? Niet beschikbaar wegens locatie, omstandigheden van bewaring of wettelijke restricties?  Binnen bestek van opdracht te omvangrijk of onrealistisch?

  • Methodologie:

Via welke kwalitatieve en/of kwantitatieve (historische) methode(s) worden de bronnen geanalyseerd ?

Welke eventuele nadelen of mogelijke zwaktes zijn aan deze methode(s) verbonden ?

1.1.7. Synopsis:

Aankondiging centrale stelling / centrale hypothese ?

Aankondiging structuur betoog / opbouw van argument / hoofdstukopbouw ?

 

1.2. Betoog / corpus / argumentatie

Coherent en overtuigend betoog /argumentatie:

  • Expliciete terugkoppeling naar én antwoord op de eerder geformuleerde centrale onderzoeksvraag, deelonderzoeksvragen en kleinere concrete onderzoeksvragen ?
  • Heldere, logisch opgebouwde en overtuigende argumentatie die stelling / hypothese geloofwaardig maakt ?
  • Empirische bewijsvoering met terugkoppeling naar primaire bronnen?
  • Balans tussen literatuur, bronnen en eigen ideeën/analyses ?
  • Aandacht voor alternatieve verklaringen en interpretaties ?

Gestructureerd betoog:

  • Gebruik van tussentijdse inleidingen en besluiten ?
  • Gebruik van alinea’s én paragrafen die respectievelijk een uitgewerkt idee en een bij elkaar horende reeks ideeën bevatten ?
  • Aandacht voor logische overgangen tussen verschillende onderdelen ?
  • Gebruik van signaalwoorden ?
  • Inhoudelijke tussentitels ?

 

1.3. Besluit

  • Herhaling initieel doel van onderzoek: terugkoppeling naar (deel)probleemstelling(en) ?
  • Korte recapitulatie van de resultaten:
    • De voornaamste bevindingen van het onderzoek worden samengebracht ?
    • Er wordt geen nieuwe informatie gegeven ?
  • Synthese van de resultaten:
    • Vanuit een ‘helikopterperspectief’ wordt een synthese gegeven van de deelresultaten in hun onderlinge samenhang ?
    • De implicaties van het onderzoek worden verduidelijkt? Het breder belang van het onderzoek wordt aangetoond ?
  • Eventueel (methodologische) reflectie op eigen onderzoek ?
  • Eventueel verdere pistes voor onderzoek ?

 

 

2. Gebruik literatuur en kwaliteit analyse

2.1. Literatuur

  • Kwaliteit en omvang van de gebruikte literatuur: voldoende, specifieke en recente vakliteratuur ?
  • Grondige historische contextualisering en synthese o.b.v. vakliteratuur?
  • Dialoog met andere historici/auteurs en eigen positionering / stellingnames ?
  • Voldoende variatie in gebruik literatuur doorheen de analyse ?

 

2.2. Analyse

  • Nauwkeurigheid analyse:
    • Correcte begripsdefinities of -duiding wanneer nodig ?
    • Gebruik van verklarende voetnoten indien gepast ?
    • Doordacht gebruik van citaten ?
  • Complexiteit analyse:
    • Aandacht voor de middel(lange) termijn ?
    • Aandacht voor pluricausaliteit (<=> reductionisme) ?
    • Indien gewenst degelijke eigen verklarende hypotheses ?
  • Originaliteit analyse:
    • Aanwezigheid eigen onderzoeksresultaten: nieuwe historische kennis ontstaat uit samenspel van literatuur en bronnen ?
    • Getuigt het werkstuk van historisch inzicht en redeneervermogen ?

 

 

3. Heuristiek / bronnenonderzoek

  • Keuze bronnenmateriaal
    • Goede, relevante en voldoende keuze van bronnen in functie van vraagstelling ?
    • Indien van toepassing: verantwoording van relevante maar bewust niet-gebruikte bronnen (cf. Inleiding > 1.1.6. Bronnen: Methodologische keuze? Archief niet bewaard, ontsloten of raadpleegbaar? Niet beschikbaar wegens locatie, omstandigheden van bewaring of wettelijke restricties?  Binnen bestek van opdracht te omvangrijk of onrealistisch?)
  • Correct en grondig gebruik en interpretatie van bronnenmateriaal doorheen paper ?
  • Coherente en systematische verwerking van het bronnenmateriaal ?
  • Historische kritiek: kritische houding t.o.v. de bronnen ?

 

 

4. Taal, vorm en kritisch apparaat

4.1. Taal

Wordt er voldoende aandacht besteed aan heldere formuleringen, taalzorg en stijl ?

  • Spelling
  • Grammatica
  • Syntaxis (zinsbouw)
  • Woordkeuze
  • Geen spreektaal en ‘wolligheid’

Zie: Schrijfwijzer en Vademecum van Taalonthaal (!)

 

4.2. Vorm

  • Voorblad met daarop: UGent, faculteit, vakgroep, lesgever(s)/promotor(en), vak, academiejaar, titel, aantal woorden ?
  • Inhoudelijke titel met thema-, tijds- en ruimtebepaling ?
  • Vorm en lay-out:
    • Genummerde inhoudstafel met pagina-aanduiding + paginanummering ?
    • Lettertype, lettergrootte en regelafstand logisch gekozen, verzorgd en consistent gehanteerd ?
    • Rechts uitgevulde tekst ?
    • Inhoudelijke tussentitels (cfr. supra) ?
    • Gebruik van alinea’s en paragrafen die de structuur van de tekst weerspiegelen (cfr. supra) ?
  • Aantal woorden binnen woordenmarge ?

 

4.3. Kritisch apparaat

  • Voetnoten
    • Correct gebruik van voetnoten, met exacte (pagina)verwijzingen ?
    • Volgens Stijlgids van de opleiding?
  • Bibliografie
    • Een duidelijk van elkaar onderscheiden bronnenlijst en literatuurlijst ?
    • Volgens Stijlgids van de opleiding?

 

 

5. Deontologie: plagiaat en digitale tools

 

5.1. Wetenschapsethiek: plagiaat

Respectvol deelnemen aan het wetenschappelijk debat is van het grootste belang. Dit doe je onder meer ook met correcte en exacte verwijzingen, citaten en parafrases van bronnen en literatuur. Elke vorm van plagiaat is ontoelaatbaar. Aan onze faculteit Letteren & Wijsbegeerte wordt plagiaat als volgt gedefinieerd.

“Het overnemen, al dan niet in vertaling, van andermans woorden of het parafraseren van iemands gedachtegang zonder de vindplaats te vermelden of zonder aan te geven wiens ideeën worden overgenomen, wordt gezien als plagiaat. Alle stukken tekst (zinnen of zinsneden) die men overneemt uit om het even welke andere publicatie en om het even welke taal, zelfs uit webpagina’s op het internet of uit een manuscript, moeten dus een bronvermelding krijgen en – – wanneer letterlijk overgenomen — als citaat gekenmerkt zijn. Een globale bronvermelding, bijv. bij het begin van een hoofdstuk, verschoont het plagiaat t.o.v. afzonderlijke passages niet. Het vermelden van een bron in de bibliografie of bronnenoverzicht verschoont het plagiaat niet.”

Plagiaat resulteert altijd in 0/20 en eventuele verdere sancties door de faculteit.

 

5.2. Gebruik van AI (ChatGPT en gelijkaardige hulpmiddelen) in de opleiding Geschiedenis.

De opleiding geschiedenis leidt studenten op om zelfstandig historisch onderzoek te verrichten. Dat betekent het formuleren van onderzoeksvragen, het vinden van bronnen, het toepassen van de juiste methode en het correct formuleren van je conclusies. Ze leert je ook de gepaste hulpmiddelen (repertoria, bronnendatabanken, informatiebeheer-, analyse- en datavisualiseringsinstrumenten) te gebruiken voor elk type onderzoek. Daarbij horen sinds 2022 ook hulpmiddelen die gebruik maken van artificiële intelligentie. Deze ondersteunen het zelfstandig onderzoek maar kunnen dit niet vervangen. Het juist gebruik ervan wordt je aangeleerd in de opleiding.

Er gelden drie basisregels:

  • Je werkstuk moet door jezelf geschreven zijn en aantonen dat jij de vaardigheden verworven hebt die het vak je wil aanleren. Plagiaat (overname van het werk van een ander zonder juiste bronvermelding) blijft natuurlijk verboden (zie de facultaire regelgeving en het onderwijs-en examenreglement). Het laten schrijven van je paper door generatieve AI-hulpmiddelen valt daar ook onder. Indien je zelf niet volledig de auteur bent van je werkstuk, kan je niet slagen voor het vak.
  • Indien je een AI-hulpmiddel gebruikt, moet je in je werkstuk (bv. in een noot) aangeven welk instrument je gebruikt hebt en waartoe. Bijvoorbeeld: ‘Aangezien ik al herhaaldelijk de feedback heb gekregen dat ik actiever moet formuleren, heb ik ChatGPT gebruikt om overbodige passiefconstructies te ontdekken in mijn paper’.
  • De docent bepaalt wat er in een vak toegelaten is. Voor sommige schrijfopdrachten, waarin de nadruk ligt op het correct formuleren of het inoefenen van academisch taalgebruik, kan de docent bijvoorbeeld het gebruik van AI-hulpmiddelen niet toelaten. Indien je vragen hebt over het juiste gebruik van digitale hulpmiddelen voor een specifieke oefening, contacteer dan de docent van het betreffende vak.

 

5.3. Digital Humanities: Leerpaden

De Uforacursus Digital Humanities: Leerpaden is sinds 2020 de leeromgeving voor Digital Humanities van onze faculteit. Je vindt er de 15 facultaire digitale competenties en concrete voorbeelden van digitale methodes, tools en hulpmiddelen voor elke competentie. De leeromgeving biedt drie thematische clusters met leermodules aan:

  1. Informatiebeheer
  2. Taal- en tekstanalyse
  3. Spatial Humanities

Verken het overzicht van digitale tools en methodes op DH: Leerpaden.